De Loge

De loge: een vereniging van ‘spirituele bouwvakkers’.
Wie vrijmetselaar wil worden, meldt zich aan bij een loge.
De Nederlandse vrijmetselarij telt ongeveer zesduizend leden, verenigd in 140 loges; gemiddeld heeft een loge dus ruim veertig leden.
Het doel, de organisatievorm en de symbolische werkwijze van de vrijmetselarij zijn ooit afgeleid van het middeleeuwse bouwvak. Naar het voorbeeld van de vroegere kathedralenbouwers beoefenen vrijmetselaars nu het bouwvak in geestelijke zin. Met hun gelijkgerichte idealen voelen vrijmetselaars zich verenigd in een orde van ‘spirituele bouwvakkers’.

De loges zijn autonome verenigingen in de zin der wet, met notarieel vastgelegde statuten en reglementen. Zij komen in het algemeen wekelijks of tweewekelijks bijeen. Onder ‘loge’ wordt ook de fysieke ruimte verstaan waarin vrijmetselaren bijeenkomen.

Wie lid wordt van een loge, wordt gelijktijdig lid van de Orde van Vrijmetselaren. Dat begrip ‘orde’ is hier vergelijkbaar met ‘Orde van medisch specialisten’ of ‘Orde van advocaten’: een groepering van mensen met eenzelfde beroep.

De loges zijn over het land verspreid; 78 gemeenten beschikken over één of meer loges. In de grote steden bestaan meerdere loges; Den Haag heeft er veertien, Amsterdam/Amstelveen twaalf, Rotterdam acht, Utrecht vijf en Groningen vier. Er zijn zeven gemeenten met drie loges, twaalf met twee en 53 met één loge.

Onder de orde valt ook een aantal loges in de Nederlandse Antillen, Suriname, Zimbabwe en Zuid-Afrika, met in totaal rond de zeshonderd leden, die een eigen bestuurlijke organisatie kennen in Provinciale Grootloges.

Bron: www.vrijmetselarij.nl